Vleeskleurige krulletters
Vrouwelijkheid is voor sommigen geen streven, maar juist dat waartegen verzet wordt. Ik denk terug aan de tijd dat ik nog geen vrouw was. Ik was een meisje. Een woord wat minder beladen lijkt dan “vrouw”, een woord gespeld in vleeskleurige krulletters. De pure horror van de uitspraak je begint steeds meer op een vrouw te lijken. Rillingen over de rug van mijn 12-jarige zelf. Meisjes daarentegen, zijn lichtgroen, met een bloemetje op het puntje van de i. Onschuldig.
Ik had mijn borsten al bedacht voordat ik ze had. Ik wilde ze zo graag dat ik over ze droomde. Gehuld in de gele bikini, die ik toen voor het eerst zag.
Ik herinner mezelf als 12-jarige, bloot. Ik boog voorover, hing met mijn hoofd ondersteboven. Ik pakte al het vlees vast dat ik op mijn borst kon vinden en richtte me op. In mijn handen iets wat op borsten leek. Wanneer ik losliet, waren ze weg. Ik heb bijna geen herinneringen aan mijn lichaam van voor die tijd. Ik weet dat mijn huid bruin was in de zomer en mijn haar blonder dan normaal. Maar hoe mijn buik eruitzag, hoe mijn benen stonden,
de vlakte van mijn borst, dat weet ik niet meer. Ik was me soms bewust van mijn aanwezigheid, ik leerde hoe ik me moest verhouden tot anderen zodat ze me lief en leuk vonden. Mijn lichaam speelde hier geen rol in. In mijn herinnering begon mijn lichaam op het moment dat ik er iets van verlangde. Grotere borsten, plattere buik, langere benen, dunnere vingers.
Ik herinner mezelf als 12-jarige, bloot. Ik boog voorover, hing met mijn hoofd ondersteboven. Ik pakte al het vlees vast dat ik op mijn borst kon vinden en richtte me op. In mijn handen iets wat op borsten leek. Wanneer ik losliet, waren ze weg. Ik heb bijna geen herinneringen aan mijn lichaam van voor die tijd. Ik weet dat mijn huid bruin was in de zomer en mijn haar blonder dan normaal. Maar hoe mijn buik eruitzag, hoe mijn benen stonden,
de vlakte van mijn borst, dat weet ik niet meer. Ik was me soms bewust van mijn aanwezigheid, ik leerde hoe ik me moest verhouden tot anderen zodat ze me lief en leuk vonden. Mijn lichaam speelde hier geen rol in. In mijn herinnering begon mijn lichaam op het moment dat ik er iets van verlangde. Grotere borsten, plattere buik, langere benen, dunnere vingers.
Het begon op het moment dat andere mensen naar me gingen kijken, met dezelfde verwachtingen.
In The Second Sex schrijft Beauvoir een controversiële tekst over de afschuw en schaamte van meisjes in de puberteit. De groei van het okselhaar transformeert een meisje in iets dierlijks, in een alg-achtige. Ongesteldheid roept een soortgelijke walging op, net als het idee van moederschap, zwanger worden. Beauvoir omschrijft het zwangere lichaam als een plant, of dier. Een incubator. Een vrij individu dat veranderd is in een passief instrument.
De feitelijke manier waarop Beauvoir dit geschreven heeft staat me een beetje tegen. Wanneer ik het in de juiste context plaats, als een gevolg van de manier waarop vrouwen wordt aangeleerd om zich te verhouden tot hun lichaam, vind ik het wel accuraat. Deze walging is hun niet eigen.
Het lichaam waar ik in groeide hield dingen in zich waar ik nog niet klaar voor was, al dacht ik van wel. Ik kon niet wachten om ouder te lijken, maar ouder worden was een ander verhaal. Mijn lichaam groeide niet de kant op waar ik heen wilde, het zag er nooit uit als het plaatje wat ik voor me zag. Een plaatje dat bestond uit ontelbaar opgeslagen beelden van vrouwen waarvan ik niet wist dat ik ze onthouden had. Mijn lichaam groeide alle kanten op, over mij heen. Ik leerde dat de borsten die ik wilde hebben niet alleen van mij waren. Ik mocht ze niet zomaar hebben, er zaten implicaties aan het hebben van zoiets moois en zachts. Ik moest ze delen. Ik moest ze delen met mijn moeder, net als al het andere wat van mij was, omdat ik van haar ben. Je begint steeds meer op me te lijken, zei ze, je bent net mij toen ik zo oud was. Een nieuwe versie van haar, anders, maar met dezelfde borsten. Ze keek trots naar me wanneer ze me uit de douche zag komen, en ik wist, ze zijn ook van haar.
Ze zijn van de jongens waarvan ik wilde dat ze naar me keken, maar dat niet deden, en de jongens die wel naar me keken, waarvan ik het niet wilde. Ze zijn voor mijn kinderen, waarvan het niet uit maakt of ze ooit geboren worden of niet. Ze nemen beslag op mijn lichaam, maken mijn vorm uit. Ze hebben mijn buik ingenomen, zichzelf verstopt in eitjes. Ze maken mijn heupen breed, mijn buik en borsten rond.